Friday, February 15, 2008

Een bezoek aan la Charité

Een hypnotische seance bij Dr. Luys (1828-1897) lid van de Academie voor de geneeskunde.
Door Sofya Niron [ook bekend als Sofya Kovalevskaya]

Terug naar de hypnosebibliotheek
©Johan Eland


Parijs, Juli,1888) Met dokter Bérillon als gids bezoeken we de afdeling voor geesteszieken van het ziekenhuis La Charité. Twee rijen keurige witte en comfortabele bedden staan over de hele breedte van de afdeling.
De meeste patiënten zijn jonge vrouwen en aan hun uiterlijk te zien zijn het heel verschillende typen maar toch hebben ze één ding gemeen. Een opmerkelijke nervositeit en een ziekelijk wasbleke huid. Het is een schril contrast met de niet-religieuze verpleegsters die druk in de weer zijn met de bedden. In hun witte gesteven kappen en schorten en met hun rode wangen zien ze er blakend van gezondheid uit. Bij sommige bedden staan groepjes studenten en oppassers klaar voor ’t komend onderzoek. Uit hun midden klinken luide grappen en gelach. In de deuropening verschijnt dokter Luys. Hij staat er als een reusachtige energieke jongen. Zijn grote gestalte is gekleed in een linnen kiel, en een schort met riem. Op zijn hoofd draagt hij een fluwelen kalotje waaronder verwarde, gelige en grijze krullen vandaan komen. Hij is op zijn minst een halve kop groter dan alle aanwezige jonge dokters en studenten. De kleine dokter Bérillon komt hoogstens tot zijn schouders. Omgeven door al die kleine donkere Fransen lijkt dokter Luys iemand van een andere mensensoort. Hij heeft zo’n vaderlijke uitstraling dat je hem goed kunt voorstellen als een huisvader temidden van zijn kinderen. Of meer nog zie ik hem als kok in de keuken van een groot huishouden of een Italiaanse goochelaar op een kermis. Vooral de laatste vergelijking doet me beseffen dat zijn verschijning als geheel, in weerwil van zijn corpulentie er één is van behendigheid en kracht. Hij heeft een veerkrachtige tred als een grote, dikke kater maar met toch witte beweeglijke handen. Het lijkt erop dat hij elk moment zijn mouwen kan gaan opstropen om wat goocheltrucs te vertonen.
Hij behandelt zijn patiënten met grote familiariteit. Hij noemt ze ‘kleintje’, ‘mijn kindje’ en ‘mijn klein poesje’. Alle veertig vrouwengezichten beginnen te stralen als ze hem zien binnenkomen. De patiënten die kunnen opstaan, omringen hem van alle kanten. De overige vrouwen moeten zich tevreden stellen met snelle blikken. Van hun gezichten is het ongeduld af te lezen waarmee ze de dokter aan hun bed verwachten.
Hij onderzoekt de patiënten vaardig en aandachtig. De snelheid en elegantie waarmee hij zijn zaken doet, dwingen hem zijn doorlopend gebabbel af en toe staken. Af en toe vertelt hij een grap en is een ogenblik heel ontspannen gevolgd door de bassende lach van de studenten, waarna de sopranen van de patiënten en verpleegster hen na echoën. Dokter Bérillon stelt mij voor aan dokter Luys en ik geef hem mijn kaartje. Dan wordt Jaclard van het tijdschrift ‘Justice’ aan hem voorgesteld.
Luys is opgetogen en zegt tegen me: “Wij zijn erg blij als belangrijke gasten uit het buitenland ons bezoeken om zich ervan te overtuigen dat we geen kwakzalvers zijn.” En in de richting van Jaclard: “En net als de pers want o wee wat is de pers toch machtig.”
Nou, Ester we gaan vandaag maar weer eens wat doen.” zegt Luys in de richting van een patiënte.
Ester komt dichterbij. Ze trekt een beetje met haar gezicht. “Dit is echt een leuke meid”, vervolgt Luys, “25 jaar en met opmerkelijk levendige eigenschappen”
Roodgouden haarlokken geven haar gezicht een bijzonder speelse charme. De schilderachtige hulpeloze vrouw staat scherp afgetekend tegen de donkere kastanjebruine achtergrond. “Dit is mijn beste ‘subject’“, fluistert Luys in mijn oor. Maar Ester maakt grimassen en zegt “Oh, ik kan vandaag niet. Ik ben niet in de stemming en bovendien vermoeit het me teveel”. Luys spreekt haar aan als een kind: “probeer ’t meisje, je bent een goed en lief kleintje, doe het dan voor mij.”
Maar ’t vleien helpt niet. Ester is en blijft tegen.
Dan besluit dokter Luys tot een laatste poging. Hij pakt Ester bij haar schouders en duwt haar in mijn richting: “Zie je deze mevrouw Ester? Ze is een geleerde professor van de Stockholm Universiteit. Als jij nu meewerkt zal ze jou gaan noemen in haar lessen. Nou? Weet je niet wat Stockholm is? Dat is een grote stad hier heel ver vandaan. Je kunt trots zijn op jezelf als ze helemaal in Stockholm over je praten. Zoals te verwachten was, helpt deze aanpak. Ester kan de gedachte dat ze in Stockholm besproken kan worden niet weerstaan en terwijl ze haar ogen bescheiden neerslaat zegt ze: “Als u het wilt beste dokter, dan zal ik het proberen”. We gaan naar beneden waar de spreekkamer van dokter Luys is. Deze kamer blijkt wel heel bijzonder versierd. Alle muren hangen er vol met foto’s van mannen en vrouwen in alle stadia van hypnotische extase en catalepsie, met hun gezichten in de meest onmogelijke grimassen vertrokken. Zo zijn er bijvoorbeeld waarvan de ene gezichtshelft lacht terwijl de andere kant huilt. In de hoeken van de spreekkamer staan kleine tafels die vol liggen met kleine bellen, kleine gekleurde fluitjes en andere vreemd uitziende apparaten die kennelijk belangrijk zijn voor het hypnotisme.
Esther is nog niet komen opdagen en terwijl we op haar wachten houdt dr. Luys zich bezig met een paar andere ‘subjecten’ die op hem hebben gewacht in de spreekkamer en die, in zijn eigen woorden, zeer opmerkelijke gevallen van fascinatiehypnose zijn. Één van hen, een man van middelbare leeftijd, is verkoper geweest in een winkel. Nu wordt hij gekweld door een voortschrijdende verlamming waardoor zijn gezicht een bijna idiote onverschilligheid uitdrukt.
Luys plaatst twee vingers tegen de man’s voorhoofd: “Slaap”. Hij zegt het op autoritaire toon en het gezicht van de man verandert onmiddellijk. Zijn ogen worden glazig en staren naar de dokter. Luys tilt een arm van de man op. De arm blijft als bevroren in die positie. Alsof hij van was is. “Lach” zegt Luys en onmiddellijk begint de patiënt overdreven, en volkomen geluidloos, te lachen terwijl zijn gezicht vertrekt in een griezelige lach.
Een ander ‘subject’- een nog jonge knaap van ongeveer negentien jaar lijkt een opgelapte versie van een Parijse zwerver. Hij is erg mager, heeft slungelige ledematen en levendige, brutale ogen. “Deze is al drie jaar in ons ziekenhuis”, legt Luys me uit. “En zolang hij bij ons is doet hij het prima, alsof hij niets mankeert, maar het lijkt erop dat hij onverbeterlijk is.” “Altijd valt hij vrouwen lastig. Het maakt niet uit hoe goed je hem in de gaten houdt, op de een of andere manier lukt het hem altijd om er tussenuit te knijpen en de vrouwenafdeling binnen te komen.”
“Het bestuur heeft al drie keer ingegrepen en bevolen hem weg te sturen, ervan uitgaande dat hij volledig gezond is.”
“Maar wat doe je eraan? Zo gauw als hij uit het ziekenhuis ontslagen is krijgt hij epileptische aanvallen. Na een dag of twee, drie pikt de politie hem van de straat op en brengt hem weer bij ons. Hij wil absoluut niet werken. Misschien kunnen we hem met hypnotische suggesties veranderen. Ik heb besloten om met hypnotische technieken zijn morele training aan te pakken. Maar dat kost tijd en dat stomme bestuur bemoeit zich er aldoor mee. Het is heel moeilijk om in Frankrijk goed te doen, mevrouw.” Terwijl Luys de details verder uitlegt staat vlak voor hem het interessante ‘subject’ met gesloten ogen verdiept in een hypnotische trance. “Hij hoort niets, absoluut niets van wat er in zijn omgeving gebeurd”, verzekert Luys me. “Spreek tegen hem, hij zal niet antwoorden. Raak hem aan, hij zal niets voelen. Alleen ik sta met hem in hypnotisch contact.”En werkelijk, de jongen staat volledig stil, als een standbeeld. Geen spiertje in zijn gezicht wijst erop dat hij weet dat wij over hem praten. Alleen zijn, gesloten, ogen behouden hun sluwe uitdrukking en stralen de overtuiging uit dat hij beslist niet van plan is het ziekenhuis vrijwillig te verlaten en zijn vrijheid in te ruilen voor hard werken in de een of andere fabriek. Daarom hoop ik dat dokter Luys er in slaagt, ondanks de tegenwerking door het bestuur, in zijn vrije tijd verder te studeren op het veelbelovend hypnotisch onderricht bij morele training.
Nadat de dokter zich ervan heeft overtuigd dat de patiënt niet kan of wil reageren op aanroepen en hij helemaal apathisch blijft als een assistent arts zijn jas aanraakt of zacht, héél zacht in zijn hand knijpt zegt dokter Luys triomfantelijk: “Zie je, hij voelt niets en hij hoort niets – je ziet aan hem hoe een crimineel de hypnotische toestand kan gebruiken en ook hoe machteloos de wet is in dit soort zaken.”. “Kijk eens hier, beste kerel, zie je die kleine man daar?”Luys wijst naar zijn assistent. “Ja dokter, ik zie hem”, antwoordt hij direct. Tot dit moment had het subject niks gezien en niks gehoord.
“Die man is een oplichter en een schurk” gaat Luys verder, “hij moet dood, ik wil dat jij hem doodt! Zodra je wakker bent, grijp je hem bij zijn keel en wurgt hem. Je verteld aan niemand dat je dat gedaan hebt op mijn bevel. Begrijp je dat?”
“Heel goed, dokter”
“Dus je gaat die man vermoorden?”
“Ja, dokter.”
“Waarom wil je hem doden?”
“Omdat hij mijn dokter beledigde” antwoord de jongeman op dezelfde toon als een auteur in een tweederangs theater die een toegewijde knecht speelt in een melodrama. En hij verklaart: “En ik zal iedereen doden die mijn dokter beledigt.”
Luys blaast de jongeman in zijn gezicht. Het ‘subject’ ontwaakt onmiddellijk en begint overdreven verward in zijn ogen te wrijven.
“Weet je waar je bent en wat er met je gebeurd is?” vragen ze.
“Ik ben in het ziekenhuis, zoals altijd en er is niet veel met me gebeurd.”
Het ‘subject’ antwoordt met een kinderlijke onbevangenheid totdat hij de man ziet die hij moet vermoorden. Onmiddellijk vertrekt zijn gezicht in woede en in een niet te onderdrukken toorn stormt hij met gebalde vuisten op zijn slachtoffer toe.
Natuurlijk wordt hij op tijd tegengehouden en begint er een gespeelde ondervraging. Eén van de aanwezigen speelt de rol van aanklager: “Verdachte”, zegt hij ernstig. “Ze snapten je op heterdaad toen je op het punt stond een moord te begaan.”Weet je dat je daarvoor strafbaar bent?”
De verdachte huilt, veel, overtuigend en natuurlijk. Hij smeekt om genade.
“Zijn er geen verzachtende omstandigheden die in je voordeel zijn?”wil de aanklager weten.. Nee, de verdachte kan zijn daad niet rechtvaardigen.
“Misschien heeft iemand je opdracht gegeven deze moord te plegen” suggereert de ondervrager.
“Oh nee”, de verdachte wijst dat fel van de hand en ontkent in alle toonaarden elke soort van opruiing.
Alle aanwezigen zijn stomverbaasd en kijken ademloos toe.
Luys grijnst, wrijft zelfvergenoegd in zijn handen en zegt uiteindelijk: “Nou, goed mijn beste” en plaatst opnieuw twee vingers op het voorhoofd van zijn patiënt die onmiddellijk in hypnose komt. Luys draagt hem op alles dat er die middag gebeurd is te vergeten en maakt hem weer wakker.
Het experiment lukte prachtig. Als in aanmerking genomen wordt dat de dader onder hypnotische invloed opereerde, is het gebrek aan verantwoordelijkheid van de aangeklaagde voor de wet helemaal bewezen.

Nu is Ester aan de beurt. Ze is een paar minuten geleden binnengekomen en heeft met een ontevreden gezicht en een sarcastische houding de gebeurtenis met haar collega onder hypnotische invloed aangezien.
“Het is al laat, misschien wilt u mij voor morgen bewaren?” vraagt ze met een verveelde stem.
Ze is duidelijk jaloers, zoals een prima donna zich moet voelen als het publiek applaudisseert voor de leidende tenor in de eerste acte, nog voor ze zelf op het toneel is geweest.
Luys haalt uit zijn zak een klein ivoren fluitje met wat gaatjes. Hij brengt het naar zijn mond en laat een hard, schril doordringend geluid horen. Ester zakt in haar stoel weg en krijgt onmiddellijk krampen, terwijl haar ogen wegrollen en haar ledematen onnatuurlijk kronkelen.
“Dit is mijn uitvinding – dit magische slaapverwekkende instrument”, zegt Luys op een plechtige uitvindertoon. “En ik ben ervan overtuigd dat het mettertijd grote diensten aan het hypnotisme zal bewijzen”.
Het magische fluitje gaat van hand tot hand terwijl Luys ons uitnodigt het van alle kanten goed te bekijken. Wat er zo bijzonder van dit fluitje is en waar de vooruitgang in zit, ik zou het niet kunnen zeggen. Het is allang bekend dat elk schril, plotseling geluid gemakkelijk stuiptrekkingen kan veroorzaken bij heel nerveuze mensen. Maar Luys schrijft het blijkbaar een speciale eigenschap toe en is erg trots op zijn uitvinding.
“Als wiskundige zal u er zeker in geïnteresseerd zijn”, zegt hij tegen mij. “En het zeker extra willen bestuderen”. Bescheiden werp ik tegen dat mijn werk beperkt is tot de zuivere mathematica en het verbazingwekkende fluitje meer behoort tot de natuurkunde.
Luys neemt zijn fluitje opnieuw in de mond en er klinkt weer een schril geluid. Maar nu reageert de patiënte heel anders.
Haar ledematen verstijven, haar lichaam zet uit, haar ogen zijn half open en haar gezicht drukt een extatische gelukzaligheid uit.
“Nu is ze gekomen in het somnambule stadium”, fluistert Luys.
“Ester, mijn kindje, herken je mij?”
“Natuurlijk herken ik je (In somnambule staat gebruiken de patiënten het familiare jij en jou).
“Hoe voel je je?” vraagt Luys verder.
“Heel goed, en hoe gaat het met jou, dikke jongen.”
Het plotselinge en onverwachte antwoord doet de studenten giechelen en Luys zijn voorhoofd fronsen.
“Als ze maar geen onzin gaat praten zoals laatst”, zegt Luys angstig. “Nee, nee, dat kunnen we nu niet gebruiken, liefje”, waarschuwt hij ernstig de patiënte.
“Wees vandaag oplettend en vergeet niet dat er een dame aanwezig is. Ik zal proberen je fijne visioenen te geven.”
Hij geeft haar het ene na het andere fluitje en overtuigd haar dat het diamanten oorbellen zijn, een gouden halssnoer en spiegel.
Ester vertoont een te grote vervoering als ze de fluitjes krijgt. Ze doet alsof ze de denkbeeldige oorbellen in doet, en bewonderd zichzelf in de even denkbeeldige spiegel.
Haar mooie, levendige gelaatstrekken laten zien dat ze werkelijk geamuseerd is, zich elegant voelt en haar ijdelheid gestreeld wordt.
Dan geeft Luys haar een leeg glas en vraagt haar deze champagne op te drinken. Eerst weigert Ester maar dan drinkt ze in één teug het glas leeg, smakt met haar lippen en verklaart: “Dit is werkelijk, heel erg lek-ker.”
“Nu kan ik haar alles wat ik wil, laten geloven” zegt dr. Luys vertrouwelijk en verzekert ons “In de somnambule slaap geniet de hypnotiseur het volledige vertrouwen van het ‘subject, het is moeilijk te geloven hoe groot het vertrouwen van het subject is.”
“Ja zeker, dat is moeilijk te geloven”, stem ik met volle overtuiging in.
Daarna overtuigt Luys zijn patiënte er van dat ze in een mooie tuin wandelt.
Ze begint met het plukken van denkbeeldige rozen en raakt bedwelmd door hun toverachtige geur.
Maar dan is er een onverwachte verstoring.
De jongeling die al die tijd was gebleven maar waaraan niemand aandacht besteedde verveelde zich kennelijk en heeft besloten ons te herinneren aan zijn bestaan.
“Ze liegt, dat is geen roos; dat is een roze anjer.” Plotseling is deze boze verklaring te horen. Hij smijt de woorden in Ester’s gezicht en probeert de denkbeeldige bloem uit haar handen te trekken.
We zijn compleet in de war door wat hier gebeurd maar dokter Luys roept verrukt: “Zie je! Vlak voor je ogen gebeurt er een onverwacht, maar hoogst interessant, incident. Ik neem dat op in mijn rapportage aan de Academie.”
Het draait erop uit in de interpretatie van Luys dat onze knaap ook in het somnambule stadium is gekomen. Niet door toedoen van de hypnotiseur, maar door de trance van de gehypnotiseerde Ester.
Nu neemt hij deel aan wat er in haar hoofd afspeelt; elke hallucinatie van haar ervaart hij als realiteit alhoewel hij die in zijn hoofd iets verandert.
Er ontstaat een amusante polemiek tussen de twee ‘subjecten’.
“Dit is een margrietje, een madeliefje” verkondigt Ester wijzend naar niets.
“Zéker van niet! Dit is een Jan-en-Marietje, een wilde plant” houdt de jongen vol.
“Hij is zo groot als mijn hand”, gaat Ester verder.
“Ja, misschien, je kunt wel zeggen dat hij zo reusachtig is dat je hem als parasol kunt gebruiken”, vult de knaap haar smalend aan.
Ze proberen elkaar te overtroeven, de bedachte onzin wordt groter en groter. Het wordt ook steeds grappiger doordat de hypnotische rivalen boos worden. In beide stemmen klinkt de irritatie meer en meer door.
Uiteindelijk is het overduidelijk dat Ester niet van plan is afstand te doen van haar exclusieve recht op de aandacht van het publiek. Ze ploft in een stoel en kondigt aan te zullen zwijgen zolang de ander in de kamer is.
Als de jongen is weggebracht, wordt de presentatie voortgezet. “Nu begint het meest interessante en belangrijkste deel van de experimenten” zegt Luys. Deze experimenten moeten het effect van geneesmiddelen op hypnotische subjecten aantonen. (Actie door aanraking). Luys pakt uit een kast een ‘testfles’ gevuld met brandewijn en houdt die tegen de nek van de patiënt. Na niet meer dan een paar minuten of misschien zelfs seconden begint het wasem op de fles effect te sorteren: Ester wordt dronken. Hoe ze het doet mag God weten maar ik moet bekennen dat ze schokkend realistisch de bijbehorende verschijnselen vertoont. Alle graden van alcoholvergiftiging passeren de revue.
Haar mooie, kleine gezichtje loopt rood en lelijk aan, haar ogen worden slaperig, haar onderlip hangt en haar spraak klinkt beneveld. Een idiote lach verschijnt op haar gezicht. Tenslotte kondigen heftige krampen het braken aan. Op dit punt besluit Luys dat het tijd is het experiment te stoppen.
In een oogwenk, nog voor ze de testfles met brandewijn van haar nek hebben genomen lijkt het alsof Ester nog nooit dronken is geweest. Ze wrijft haar ogen en kijkt ons weer aan met haar gebruikelijke sluwe blik.
Maar het experiment is toch nog niet afgelopen, integendeel, een heel geheimzinnig ding gaat nu beginnen. Luys legt opnieuw een fles in Ester’s nek, maar deze is niet met brandewijn gevuld maar met gedestilleerd water. Niets anders dan gewoon gedestilleerd water.
En wat denk je? Welk effect wordt teweeg gebracht door één aanraking met deze fles die gevuld is met de gevaarlijke vloeistof die we ons hele leven al zo onachtzaam gedronken hebben?
Nog vóór de testfles met water in aanraking komt met Mademoiselle Ester’s gevoelig en smalle nekje ontstaan er op een ongekend beangstigende manier alle kenmerken van een hydrofobie. Er is geen twijfel mogelijk. Dit is precies wat Pasteur in zijn kliniek observeerde.
Ester heeft een aanval van hydrofobie met alle kenmerken van dien. Het is verschrikkelijk om aan te zien.
De aderen in haar nek zijn opgezwollen, haar lippen krampachtig samengeknepen, haar vuisten gebald, haar ogen bloeddoorlopen precies alsof ze op het punt staan uit hun kassen te springen. Na een minuut rent ze op iemand van ons toe – misschien is dit goed – op dr. Luys en…… bijt.
En wat komt daarvan….. mijn God!
Maar natuurlijk gebeurt dat niet. De testfles met het miraculeuze water wordt van haar nek gehaald en Ester verandert weer in een lief, onschuldig klein meisje.
Luys blaast in haar gezicht om haar weer helemaal te wekken. “Wat voelde je, Mademoiselle?” vraagt hij bezorgd.
“Niets, ik herinner me absoluut niets!” Ze antwoordt het ongekunsteld. Maar het is heel vreemd dat ze aldoor met stelligheid bevestigt dat ze zich absoluut niets herinnert maar dat ze toch helemaal niet verbaasd is over wat we haar, opgewonden en al discussiërend, vertellen. En wat nog gekker is. Ze heeft niet de minste belangstelling voor wat ze precies deed in dit gat in haar geheugen. Dat zou toch juist heel normaal zijn.
Als ik haar vriend was zou ik haar zeker adviseren meer belang te stellen in wat er met haar gebeurd is.
“Nou dan! Bent u tevreden over wat u gezien hebt?” vraagt dr. Luys me.
Ik besluit hem te zeggen dat naar mijn mening deze experimenten uitgevoerd zouden moeten worden onder veel strengere controle. En ze wel zo te organiseren dat de patiënt niet kan weten wat er in de testflessen zit.
“Maar hoe kan ze dat nu weten als ze slaapt? Ze ziet niets en ze begrijpt niets van wat er om haar heen gebeurt“, antwoord Luys ongeduldig.
Natuurlijk, er is niets te zeggen. Alles dat me rest is hem te bedanken en te vertrekken.
“Kom morgen. Dan zal ik u voorstellen aan een landgenote van u – een Russische vrouw. Ze is een uitstekend ‘subject’, Als u er bent zal ik een serie interessante experimenten op haar uitvoeren” belooft Luys mij als we afscheid nemen.


Sofya Niron, Paris, July 1888.

Vertaald uit het Russich naar het Engels door Joan Spicci with Ivana Cerna. ./. Vertaald uit het Engels naar het Nederlands en bewerkt door Johan Eland.

Terug naar Antiquariaat Lilith

No comments: